In een stille uithoek van Den Haag werkte een groepje vrije jongens tien jaar lang aan hun droom. Het resultaat mocht er zijn, want FC Kranenburg groeide uit tot een fenomeen in het Haagse voetbal.
Op een steenworp afstand van de bron van de Haagse Beek en met uitzicht op de puinduinen, waar het Hemels Gewelf van landschapskunstenaar James Turrell de zintuigen desoriënteren, werden eind vorige en begin deze eeuw een aantal opmerkelijke bladzijden aan de plaatselijke sportgeschiedenis toegevoegd.
De handtekening onder dat fraaie hoofdstuk werd gezet door een groepje Haagse vrije jongens. Zij joegen een droom na en slaagden er in die ambitie te verwezenlijken: het bescheiden voetbalclubje FC Kranenburg transformeren tot een spraakmakende top(amateur)- vereniging.
Van 1995 tot 2005 werd de uithoek van Ockenburgh uit de anonimiteit getild door de volksclub. Een decennium, waarin het terrein aan het Schapenatjesduin uitgroeide tot een geliefd én gehaat voetbalbolwerk, om na het vertrek van de club weer razendsnel terug te vallen in de vergetelheid.
Voor John van Kuijeren vormde het optuigen van de club zijn levenswerk. Samen met de geldschieters/ bestuursleden Zier Tebbenhoff en Albert Fens (beiden nazaten van grondleggers van de vereniging in 1919), zette de van ADO afkomstige Van Kuijeren halverwege de jaren negentig zijn schouders onder de toen zieltogende club. Er kwamen gerenommeerde spelers van elders, van wie balgoochelaar Edwin Grünholz de bekendste was.
Kranenburg had toen al twee decennia een tamelijk anoniem bestaan geleid. In 1973 had de club vanwege woningbouw het complex aan de Kijkduinsestraat moeten verruilen voor de nieuwe bestemming, amper tweehonderd meter verderop. Met een lening van 125.000 gulden van de Nutsspaarbank had de club zichzelf een fraai jasje kunnen aanmeten. Ook dankzij het feit dat Kranenburg was geworteld in een volksbuurt. ,,We hadden genoeg metselaars, loodgieters en schilders. We hebben alles zelf aangelegd,’’ aldus Van Kuijeren. ,,Kleedkamers en kantine, van de fundering tot het verven, allemaal eigen werk.’’
Ook het overdekte tribunetje en de rijen stoeltjes langs de lange zijden van het hoofdveld werden door de leden zelf geconstrueerd. Daarvoor werden kuipstoeltjes hergebruikt die al een lang en bewogen leven achter zich hadden. Van Kuijeren: ,,Bij de sloop van het Ajaxstadion De Meer werden die stoeltjes te koop aangeboden. We hebben iemand met een vrachtwagen geregeld en zijn daarmee een paar keer heen en weer gereden naar Amsterdam. Toen hadden we zeshonderd stoeltjes. En we steunden ook nog een goed doel, want de opbrengst van de stoeltjes ging naar de gehandicaptenbond.’’ Ook de dugouts en een deel van de lichtinstallatie maakten in een vorig leven deel uit van het Amsterdamse stadion.
Het was de een van de mooiste accommodaties van Den Haag, met geweldige velden, dankzij de zandgrond. Afkeuringen kwamen amper voor.
Niet lang na de entree van Van Kuijeren begon Kranenburg aan een opzienbarende opmars. Het kampioensvaandel ging vijf keer in zes jaar tijd uit: van de hoofdklasse van de toenmalige HVB naar de hoofdklasse van de KNVB. De Haagse voetbalfans trokken massaal naar Ockenburgh om het wonder met eigen ogen te aanschouwen.
Met het publiek kort op het veld hing er een echte Engelse sfeer. Het is gebeurd dat er op last van de brandweer geen toeschouwers meer toegelaten mochten worden; stampvol. Diezelfde brandweer moest er ook aan te pas komen om in allerijl een gammele lichtmast neer te halen. Maar na een half uurtje kon de wedstrijd toch beginnen.
De sportieve prestaties trokken de aandacht, maar ook de uitbundige wijze waarop successen werden gevierd spraken tot de verbeelding. De ‘derde helft’ was een fenomeen, waar de strijd tegen de dorst met overtuiging werd aangebonden. Ooit werd er voor een kampioenswedstrijd een grote feesttent neergezet en The Raspers gecontracteerd. Maar er werd niet gewonnen. Omdat het derde elftal wel kampioen was geworden, en er 10.000 gulden voor de band was betaald, is het feest en het buffet toch gewoon doorgegaan. ‘Wat doen jullie als het eerste elftal kampioen wordt,’ vroegen de tegenstanders. ‘Dan komen de Rolling Stones spelen,’ zeiden we bij Kranenburg.’’
Het poenerige imago zorgde voor afgunst binnen het voetbalwereldje, desondanks was Kranenburg geliefd bij velen. Maar de vereniging was ook kwetsbaar.
Dat bleek toen de gemeente besloot dat de club moest wijken voor woningbouw. In 2005 fuseerde Kranenburg met RVC/Rijswijk en ging in de buurgemeente Rijswijk verder als Haaglandia.
Bron: ADHC winter 2008.